Arbeidsongeschiktheid en het inkomensvereiste – Deel 1 (WAO en WIA)

De referent in Nederland die gezinshereniging beoogt met een partner of gezinslid uit het buitenland, moet zelfstandig beschikken over voldoende, duurzame inkomsten. Maar hoe zit het als de referent door arbeidsongeschiktheid niet aan dit vereiste kan voldoen?

Wanneer de referent blijvend en volledig arbeidsongeschikt is, hoeft hij niet aan het inkomensvereiste te voldoen. Wanneer is hier sprake van? En wat zijn de mogelijkheden wanneer dat niet zo is?

In deze driedelige blog geven we antwoord op deze vragen. In deel 1 gaan we in op de situatie waarin de referent een uitkering ontvangt op grond van de WAO of WIA.

Het inkomensvereiste

De inkomenseis bestaat uit drie onderdelen: (1) zelfstandigheid, (2) hoogte en (3) duurzaamheid. Zelfstandigheid bepaalt in hoeverre de inkomsten worden verdiend door de referent zelf. De hoogte bepaalt hoeveel inkomen de referent moet verdienen en duurzaamheid bepaalt hoe lang dat inkomen gegarandeerd is.

Hieronder staan we stil bij deze onderdelen in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Een uitgebreidere uitleg vindt u op deze website bij Voorwaarden MVV > Inkomen.

Vrijstelling van het inkomensvereiste

Wanneer sprake is van blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid kan de referent worden vrijgesteld van het inkomensvereiste.

Van volledige arbeidsongeschiktheid is sprake bij een percentage arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

De arbeidsongeschiktheid is blijvend wanneer geen herstel of verbetering is te verwachten. Dit blijkt veelal uit de medische rapportage die is opgesteld naar aanleiding van de arbeidsgeschiktheidskeuring. Staat er bijvoorbeeld in het medische rapport dat er op termijn participatiemogelijkheden worden verwacht, dan zal meestal geen sprake zijn van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Of de arbeidsongeschiktheid volledig en/of blijvend is, is vaak ook afhankelijk van het type uitkering dat men ontvangt. Hieronder een uiteenzetting van de regels met betrekking tot de WAO en WIA.

WAO (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering)

De WAO is de voorloper van de WIA. Mensen die nu nog in de WAO zitten worden aangemerkt als blijvend en volledig arbeidsongeschikt indien:

  • uit de toekenningsbeschikking op grond van de WAO, WAZ of Wajong van de uitkerende overheidsinstantie blijkt dat de referent volledig (80-100%) arbeidsongeschikt is; en
  • uit de meest recente uitkeringsspecificatie (die van minimaal één jaar na datum toekenningsbeschikking is) blijkt dat de referent op het moment van het indienen of beoordelen van de aanvraag nog steeds voor 80-100% arbeidsongeschikt is, omdat de uitkering minimaal op gelijke hoogte is gebleven.

Is aan deze voorwaarden voldaan, dan kan de referent een beroep doen op vrijstelling van het inkomensvereiste. Het maakt dan niet uit wat de hoogte is van de WAO-uitkering.

De referent met een WAO-uitkering toont aan dat hij blijvend en volledig arbeidsongeschikt is met de volgende bewijsmiddelen:

  • een toekenningsbeschikking van de uitvoeringsinstantie die de arbeidsongeschiktheidsuitkering verstrekt;
  • de meest recente herbeoordeling; en
  • de meest recente uitkeringsspecificatie.

WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

Om voor deze uitkering in aanmerking te komen gelden de volgende twee voorwaarden:

  • U bent bijna 2 jaar ziek en kunt door uw ziekte niet of minder werken;
  • U kunt met dat werk 65% of minder van uw oude loon verdienen.

De WIA kent twee regelingen, namelijk de IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) en de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten).

WIA/IVA-uitkering

Alleen in geval de referent een WIA/IVA-uitkering ontvangt, wordt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid aangenomen. Dit moet worden aangetoond met de volgende bewijsmiddelen:

  • een toekenningsbeschikking van de uitvoeringsinstantie die de arbeidsongeschiktheidsuitkering verstrekt; en
  • de meest recente herbeoordeling.

WIA/WGA-uitkering

Hoewel de WGA tot aan de pensioensleeftijd kan worden verleend, wordt bij deze uitkering de arbeidsongeschiktheid door de IND niet als blijvend aangemerkt. Het uitgangspunt van deze regeling is namelijk dat degene die deze uitkering ontvangt op termijn weer (meer) kan werken. De referent met een WGA-uitkering kan dus geen beroep doen op vrijstelling van het inkomensvereiste.

Wel kan de referent in sommige gevallen aan het inkomensvereiste voldoen. Een WIA/WGA uitkering is namelijk wel een zelfstandig inkomen. Dit inkomen moet alleen wel voldoende én duurzaam zijn.

Hoogte

De WIA/WGA uitkering is voldoende wanneer de hoogte van het inkomen minimaal gelijk is aan het toepasselijke normbedrag. Het bruto normbedrag is gelijk aan het bruto wettelijk minimumloon. Een netto inkomen dat onder deze norm ligt, kan toch worden geaccepteerd zolang met dit inkomen geen beroep kan worden gedaan op de bijstand. In dat geval moet het netto-inkomen uit de WIA/WGA-uitkering minstens gelijk zijn aan de netto bijstandsnorm voor 21-jarigen en ouder.

De actuele bedragen vindt u op onze website bij de inkomenseisen voor gezinshereniging.

LET OP: Soms is de WIA/WGA-uitkering lager dan het sociaal minimum. In dat geval wordt deze aangevuld met een toeslag. De toeslag wordt echter niet gezien als zelfstandig inkomen en wordt daarom niet meegeteld voor de berekening van de hoogte van het inkomen!

Als de hoogte van de WIA/WGA-uitkering niet voldoende is, dan kan de referent daarmee niet garant staan voor een gezinslid of partner uit het buitenland. Er zijn dan slechts twee mogelijkheden:

  • Bijverdienen naast de WIA/WGA-uitkering. Dit kan alleen als de referent met zijn andere inkomen niet wordt gekort op de WGA-uitkering. Het UWV heeft hiervoor een rekenhulp ontwikkeld, om te kunnen berekenen hoeveel mag worden bijverdiend naast de WGA-uitkering.
  • Bij het UWV kan worden verzocht om de WGA-uitkering om te zetten in een IVA-uitkering. Met een IVA-uitkering kan de referent zich beroepen op vrijstelling van het inkomensvereiste. Een herbeoordeling kan er soms wel toe leiden dat de WGA-uitkering wordt verlaagd of stopgezet. Dit is afhankelijk van het oordeel van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige die door het UWV worden ingeschakeld.

Duurzaamheid

Is de hoogte van de WIA/WGA-uitkering voldoende, dan moet nog wel worden aangetoond dat deze uitkering duurzaam is. Of dit het geval is, hangt af van de situatie.

Het interne beleid van de IND aangaande de duurzaamheid van een WGA-uitkering luidt als volgt:

Een WGA-uitkering kent drie uitkeringsvormen:

  1. De loongerelateerde uitkering
  2. De loonaanvullingsuitkering
  3. De vervolguitkering

Ad 1: De loongerelateerde uitkering duurt ten minste 3 maanden en ten hoogste 38 maanden. De duur van de uitkering wordt in de toekenningsbeschikking vastgesteld. Deze uitkering is duurzaam als deze op het moment van de aanvraag dan wel de beschikking nog tenminste een jaar beschikbaar is. Pas omstreeks het einde van deze uitkering vindt een herbeoordeling plaats.

Ad 2 en 3: De loonaanvullingsuitkering en de vervolguitkering duren – bij ongewijzigde omstandigheden – voort tot het 65e jaar. Dat betekent dat de middelen duurzaam worden beoordeeld, tenzij in de stukken een concrete herkeuringsdatum is opgenomen.

Nadere toelichting:

  • Er bestaat in de Wet WIA in het kader van de WGA geen wettelijke verplichting tot een jaarlijkse herbeoordeling. De herbeoordeling is daarmee in feite een toekomstige onzekere gebeurtenis.
  • Als het niet bekend is op welke datum deze herkeuring plaats zal vinden, kan de IND niet concluderen dat de WGA-uitkering niet duurzaam is.
  • De verzekeringsarts neemt in zijn rapportage op of (en op welke termijn) een herbeoordeling geïndiceerd is. De rapport geeft derhalve slechts een indicatie, maar geen concrete datum. Wanneer de herbeoordeling zal plaatsvinden, is afhankelijk van de ruimte die het UWV heeft.
  • Dit betekent dat, tenzij uit de stukken een concrete herkeuringsdatum blijkt, de IND niet kan concluderen dat de uitkering niet duurzaam zou zijn.
  • Indien een specifieke herbeoordelingsdatum bekend is, kan niet worden uitgesloten dat deze een aanpassing van de uitkering tot gevolg heeft. Daarmee kan de uitkering niet als duurzaam worden aangemerkt.

Conclusie

  • Een WGA uitkering leidt nooit tot vrijstelling van het inkomensvereiste, omdat de arbeidsongeschiktheid niet als blijvend wordt aangemerkt.
  • Wel kan een referent met een WGA-uitkering garant staan voor een buitenlandse partner of gezinslid, wanneer deze uitkering voldoende en duurzaam is.
  • Een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering kan doorgaans als duurzaam worden aangemerkt als er geen herkeuringsdatum bekend is.
  • Een loongerelateerde uitkering is duurzaam als deze op het moment van de aanvraag dan wel de beschikking nog tenminste een jaar beschikbaar is.

Terug naar overzicht