Rechtbank Den Haag, 7 september 2020, AWB 19/8554
maandag 7 september 2020 Tags: Chavez-Vilchez, Vader
ECLI:NL:RBDHA:2020:8625
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 07-09-2020
- Datum publicatie
- 21-09-2020
- Zaaknummer
- AWB 19/8554
- Rechtsgebieden
- Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Vreemdelingenrecht, regulier, document als bedoeld in artikel 9, eerste lid van het Vw, Chavez-Vilchez arrest, geen juridisch vaderschap
Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8554
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).
Procesverloop
Op 10 december 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op deze aanvraag is door verweerder op 27 maart 2019 afwijzend beslist. Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 23 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 6 november 2019 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding (Skype) plaatsgevonden op 18 augustus 2020. Eiser is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was [A] (referente) aanwezig.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1970 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Op 10 december 2018 doet eiser een aanvraag voor een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw op grond van artikel 21 van het Verdrag tot de Werking van de Europese Unie (VWEU) en op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354 (hierna: Chavez-Vilchez arrest) ten behoeve van [A] (referente). Zij is geboren op [geboortedag 2] 2008 en heeft de Spaanse nationaliteit. De moeder is [C] .
Standpunt van eiser
2. Eiser voert aan dat er geen twijfel bestaat over de familierechtelijke relatie tussen hem en referente. Hij stelt dat hij de juridische vader is en probeert dit nog aan te tonen met behulp van bewijsstukken. Dit gaat echter moeizaam en vergt tijd. Indien het juridisch vaderschap vast komt te staan zal dit een extra bewijs vormen voor zijn familierechtelijke relatie met zijn kind. Eiser stelt dat hij een (daadwerkelijk) verzorgende ouder is van referente. Zijn vrouw werkt 32 uur per week en de zorg komt dan voornamelijk voor rekening van eiser. Hij heeft hiertoe verschillende stukken overgelegd.
Verder stelt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord tijdens de bezwaarfase en dat het bestreden besluit daarmee in strijd is met artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen op de grond dat referente de Spaanse nationaliteit heeft. Om deze reden is niet voldaan aan de voorwaarden van een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU, zoals die volgen uit het arrest Chavez-Vilchez, paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en artikel 8, aanhef en onder e van de Vw. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat in het bestreden besluit terecht is overwogen dat eiser niet heeft aangetoond met bewijsstukken dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij het juridisch vaderschap en het ouderlijk gezag heeft over referente.
Oordeel van de rechtbank
5. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft eiser een aantal documenten overgelegd waaruit onder meer zou moeten blijken dat hij een ouder is die daadwerkelijk de zorg draagt voor referente, waaronder:
- -
Uittreksel burgerlijke stand Spanje
- -
Nederlandse verblijfskaart van de moeder van referente, mevrouw [B]
- -
Brief van de Hofspetters (19 april 2018)
- -
Brief van de [naam school] school waarom wordt verklaard dat zij eiser als vader van referente zien nu hij haar verzorgt en haar dagelijks haalt en brengt van/naar school
- -
Weekoverzicht zorgtaken
- -
Foto’s van eiser en referente op het voetbalveld
- -
Brief van de verpleegkundig specialist van het [ziekenhuis] (2 mei 2018), waarin is verklaard dat eiser als partner van zijn vrouw de zorg draagt voor haar kind.
- -
Brief van de Diëtist in Den Haag (13 december 2019) waarin wordt verklaard dat eiser goed op de hoogte is van wat referente eet en drinkt en dat ze ervan uitgaan dat hij de zorg draagt voor referente.
6. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel uit deze documenten een grote mate van betrokkenheid van eiser bij referente blijkt, deze stukken onvoldoende zijn om in dit kader uit te gaan van het (juridische) vaderschap van eiser. Dat eiser verklaart dat het complex en lastig is om het juridisch vaderschap te krijgen, is naar het oordeel van de een omstandigheid die voor rekening van eiser dient te komen. Verder betrekt de rechtbank in het oordeel dat referente de Spaanse nationaliteit heeft en dat reeds daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het beleid zoals vermeld in hoofdstuk B10/2.2 van de Vc. In deze gegeven omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen beslissen om de aanvraag van eiser af te wijzen op grond dat referente niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Met betrekking tot de stelling van eiser dat de hoorplicht is geschonden, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak vormt het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure en kan daarvan slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2020 door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Lees ook
- Rechtbank Den Haag (zp Rotterdam) 31 mei 2021, AWB 20/1061
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:921
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:788
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:790
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:789
- Rechtbank Den Haag (zp Haarlem) 13 april 2021, AWB 20/4533 en 20/4534
- Rechtbank Den Haag (zp Middelburg) 9 april 2021, AWB 20/4852
- Rechtbank Den Haag (zp Amsterdam) 29 maart 2021, AWB 20/5901 en 20/5902
- Rechtbank Den Haag (zp Amsterdam) 2 maart 2021, AWB 20/2489
- Rechtbank Den Haag (zp Utrecht) 3 februari 2021, AWB 20/4410 en 20/4411