Rechtbank Den Haag 25 juni 2020, AWB 19/7452
donderdag 25 juni 2020 Tags: Chavez-Vilchez, Verblijfsrecht in ander EU-land, Vader
ECLI:NL:RBDHA:2020:5746
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 25-06-2020
- Datum publicatie
- 06-07-2020
- Zaaknummer
- AWB 19/7452
- Rechtsgebieden
- Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
verblijfsdocument ex art. 9 Vw 2000/ geen situatie als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez / eiser heeft verblijfsrecht in Frankrijk
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7452
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 4 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de getroffen strenge maatregelen om verdere uitbreiding daarvan te voorkomen, heeft de rechtbank partijen gevraagd of de zaak kan worden afgedaan op de stukken. Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1986 en heeft de Indiase nationaliteit.
Eiser heeft een verblijfsrecht in Frankrijk. Aan eiser is een verblijfsdocument door de Franse autoriteiten verleend met een geldigheidsduur tot 31 juli 2019. De geldigheidsduur van dit verblijfsdocument is hierna verlengd tot 31 juli 2020.
Op 6 januari 2017 is uit de relatie van eiser met [A] , van Nederlandse nationaliteit, een zoon, [zoon] Jaskaran Singh (hierna: [zoon] ), geboren in Frankrijk. [zoon] heeft de Nederlandse nationaliteit. Na zijn geboorte (in verband met medische complicaties) woonde [zoon] bij eiser in Frankrijk en reisde zijn moeder heen en weer naar Nederland, waar zij nog twee kinderen uit vorige relaties heeft.
[zoon] was eerst op het adres van eiser in Frankrijk ingeschreven en is in Nederland in oktober 2018 in de Basisregistratie personen ingeschreven op het adres van zijn moeder.
[zoon] woont thans met zijn moeder in Nederland en eiser reist regelmatig tussen Nederland en Frankrijk om bij [zoon] te zijn.
Eiser is op 23 september 2017 in Frankrijk in het huwelijk getreden met de moeder van [zoon] .
Eiser heeft op 27 november 2018 de onderhavige aanvraag ingediend.
Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen omdat er niet wordt voldaan aan de criteria uit het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez (ECLI:EU:C:2017:354) voor een geslaagd beroep op artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Omdat eiser een verblijfsrecht in Frankrijk heeft, is zijn zoon, burger van de Unie, niet genoopt om de Unie te verlaten indien aan eiser geen verblijf in Nederland wordt toegestaan.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard op grond van dezelfde argumenten als in het primaire besluit.
3. Eiser heeft in de beroepsgronden aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte niet op het bezwaar heeft gehoord. Eiser meent dat ondanks dat hij een verblijfsrecht in Frankrijk heeft, aan hem een verblijfsrecht in Nederland toekomt op grond van het hiervoor genoemde arrest Chavez-Vilchez.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat eiser een geldig verblijfsrecht in Frankrijk heeft en dat er geen sprake is van een situatie dat zijn minderjarige kind, burger van de Unie, feitelijk genoopt is het grondgebied van de gehele Unie te verlaten indien aan eiser geen verblijfsdocument in Nederland wordt verleend. Verweerder mag ervan uitgaan dat aangezien Frankrijk een lidstaat van de Unie is, het kind [zoon] – indien het feitelijk genoopt zou zijn eiser naar Frankrijk te volgen – in Frankrijk alle rechten kan genieten die ingevolge artikel 20 van het VWEU aan zijn Unieburgerschap zijn verbonden. Er is dan ook geen sprake van een bijzondere situatie als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez, op grond waarvan aan eiser een afgeleid verblijfsrecht in Nederland zou toekomen. De enkele, niet nader onderbouwde stelling, dat eiser op grond van dat arrest wel een verblijfsrecht heeft, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan van horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hiervan is slechts sprake indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidende beslissing dan in het primaire besluit. Daarvan is in het onderhavige zaak sprake, gelet op hetgeen eiser in bezwaar heeft aangevoerd en op hetgeen in het voorgaande is overwogen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Lees ook
- Rechtbank Den Haag (zp Rotterdam) 31 mei 2021, AWB 20/1061
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:921
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:788
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:790
- Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:789
- Rechtbank Den Haag (zp Haarlem) 13 april 2021, AWB 20/4533 en 20/4534
- Rechtbank Den Haag (zp Middelburg) 9 april 2021, AWB 20/4852
- Rechtbank Den Haag (zp Amsterdam) 29 maart 2021, AWB 20/5901 en 20/5902
- Rechtbank Den Haag (zp Amsterdam) 2 maart 2021, AWB 20/2489
- Rechtbank Den Haag (zp Utrecht) 3 februari 2021, AWB 20/4410 en 20/4411